kasteelschaesberg.nl

Kasteel Schaesberg ......         met een kwinkslag
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:


Het water was er al. Het kasteel nog niet. En de kinderrijke buurten eromheen nog lang niet. Die zouden eeuwen later pas komen. Vooraleerst moest de toekomstige kasteelheer zijn kasteel nog bouwen. Van de eeuwen later spelende kinderen op zijn akkers was hij zich totaal niet bewust toen hij het plan had opgevat om een mooi kasteeltje te bouwen. Niets wist hij van het kleine meisje dat met haar buurtgenootjes wegrende toen de boer in zijn jeep de tussen de korenschoven spelende kinderen te pakken probeerde te krijgen. Nee, eerst moest hij verder gaan met de gebouwen die zijn voorvaderen eerder neergezet hadden. Hij  had al een mooi plan voor de uitbreiding van de bestaande bouw, wat het uiteindelijke kasteel moest worden, in zijn hoofd. Aan de voet van de heuvel van het tegenwoordige Kapellerbos, ergens tussen de wegen waar de Romeinse legers eeuwen daarvoor hun heerenwegen, hun heirbanen gevormd hadden, hadden zijn voorouders al op een mooi en lieflijk gelegen stukje grond in Zuid-Limburg gebouwd. Niets wist hij van het kleine meisje dat in de jas van haar oudere zusje op haar kleine beentjes hard wegrende voor de aanstormende jeep van de boer. De te grote groene loden jas met dubbele rij knopen reikte tot aan haar schoenen, die ze beneden de jas in looppas zag bewegen.

De toekomstige kasteelheer verdiepte zich rustig verder in zijn bouwplannen. Achter, onderaan de heuvel moest het slot komen en daarvoor, om de familie en gasten en het landgoed te onderhouden, de boerderij met stallen, hooizolder, mesthoop, kippen en varkens en buiten de boerderij, eromheen de akkers. 
 
Hij had er geen benul van dat eeuwen later kinderen uit de buurten bij de boer de eieren kwamen kopen en stiekem op de hooizolder speelden, tot ze ook door de boer achterna werden gezeten en weggejaagd. Ook vriendje Theo'tje werd zonder pardon van de hooizolder gegooid. De arme boer had het niet gemakkelijk met de jeugd van Meezenbroek!
 
De kasteelheer in wording begon zijn bouw op de grondvesten van de bouwsels van zijn voorgangers, vlak in de buurt waar ooit een Romeinse villa had gestaan en bouwde rustig verder. Hij had er dus geen idee van dat eeuwen later de boer van boerslot of boereslot, zoals de boerderij van kasteel Schaesberg genoemd werd, de kinderen tussen de schoven door in zijn jeep achterna zat en probeerde te pakken te krijgen. En tot grote verwondering van de hele rennende, alle kanten uitstuivende kinderschaar kreeg hij één jongen te pakken. Nét díe jongen waarvan het het minst verwacht werd. De snelste van de buurt, de jongen die altijd te hulp werd geroepen als er door belhamels onrecht aan de kleintjes gedaan werd. In de jeep ging het met hem, achter in de bak! "Ik wil naar huis!" gaf de jongen te kennen. "Waar woon je?" vroeg de boer. En zoals de kindertjes vroeger niet geleerd kregen om tegen grote mensen te jokken, antwoordde de jongen netjes: "Daar, mijnheer, daar, dát huis." Met grote vaart stoof de jeep met de jongen stuiterend in de bak, naar het huis, dat aan de rand van het korenveld gelegen was. Vlot, gewend om veel te bewegen, sprong de boer de jeep uit en stevende met grote passen op het huis van de jongen af en belde aan. Groot was de bewondering van alle toegestroomde kinderen dat de jongen niet gedwee in de bak van de jeep bleef zitten totdat hij er aan zijn oren zou worden uitgesleept. Hij had de euvele moed om zelf eruit te springen op het moment dat de boer aan zijn ouderlijk huis stond. Dat de jongen dát durfde, er tussenuit te knijpen, dat was toch erg moedig. Als een volwassene je ergens geplant had, dan bleef je zitten tot je weg mocht. Dus groot was de bewondering van de kleintjes toen hij het daar niet op aan liet komen. Hij sprong uit de jeep en maakte dat hij weg kwam, een paar straatjes om. Wat er is besproken tussen boer en ouders is in het ongewisse gebleven.
 

Van dit alles was de bouwheer zich in het geheel niet bewust, hij bouwde rustig verder op zijn lieflijk gelegen stuk grond. Hij had de tekeningen laten maken en het begon er al veelbelovend uit te zien. De plannen voor kasteel en hoeve werden al concreter en concreter. Wist hij veel dat zijn mooie muren eeuwen later door de brullende motoren van de deelnemers aan een motorcross onder de modder zouden komen te zitten. Van de modderige taluds langs het water af ging het, door het water en op andere plaatsen er weer uit, de glibberige weer taluds op. Boerslot was het middelpunt van de hele buurt, het leven werd ermee en eromheen geleefd. 
 
De bouw was begonnen en de graaf kon fijn zien hoe alle ruimtes tot hun recht kwamen. Kon hij weten dat in zijn achtertuin (of was het zijn voortuin of zijn moestuin?) de buurtbewoners en mensen uit de naburige dorpen en gemeenten eeuwen later zo veel plezier beleefden in hun volkstuintje? Heerlijke verse groenten en fruit, onbespoten en gezond, werden er volop geplant en geoogst.

De buurtbewoners beleefden genoeglijke uurtjes in en om hun tuinhuisjes. Langs de landerijen eromheen werd gewandeld en ook werden er volop veldbloemetjes geplukt. 



's-Nachts kwaakten de kikkers dat het een lieve lust was. Het rustgevende geluid van de kikkers in de gracht en het moeras deed voor het meisje dienst als een slaapliedje en hoorde ieder jaar bij de aankomende lente.


Maar het moeras om de hoeve had ook minder fijne kanten. Het meisje stond eens op de stoep in de Ruijsdaelstraat toen er een ander meisje, uit de oude buurt van Meezenbroek huilend en klepperend kwam aangelopen. "Ik zat vast in het moeras en ik kwam er bijna niet meer uit!" snikte ze in het voorbijgaan en snikte en klepperde verder, naar haar moeder toe.

In de tijd dat alleen de oudere buurt Meezenbroek bestond en de nieuwe buurt van Meezenbroek nog niet gebouwd was, liepen de landerijen tot aan de Mesdagstraat, waar tegenover de huizen een speeltuintje lag. Op de blote voetjes, rechtstreeks vanuit hun huis konden de kindertjes de draaimolen op springen. Dit jongetje was een van de laatste O.V.S-ers die nog werden aangenomen op de Oranje-Nassaumijn.



Maar van dit alles was de graaf onwetend, 
hij had een leuke, grote klus onderhanden.
Hij had een schets van wat hij voor de hoeve
in gedachten had en hij bouwde fijn verder
aan zijn kasteel. Het begon er al aardig op te lijken.






Het meisje kwam uit een doorsnee gezin. Vanuit haar stoel zag het er ongeveer iedere avond om 18:00 uur zo uit, v.l.n.r.:
- De op één na oudste broer, moe van het werken op de mijn, even uitrusten op de bank, even een dutje doen. Vroeger moest de jeugd vroeg aan de slag, daar hielp geen lievemoederen aan.
- De oudste broer, iedere dag heel trouw oefenen op zijn accordeon, de kwetsjbuul. De anderen deden dat op een ander tijdstip van de dag.
- Het oudste zusje met een naaiwerkje op haar schoot.
- Het jongste broertje, iedere dag met zijn hoofd omlaag en de voeten in de lucht, op de kop in de stoel. Hij wist al heel jong dat je daar heel slim van wordt!
- Het jongste zusje, altijd vlijtig huiswerk maken.


Een doorsnee gezin dus.





Met de liefste vader van de wereld!



Zijn gezondheid helaas, door vijfendertig jaar ondergronds, volledig te gronde gericht.
In Horn opgenomen geweest, waar de doktoren er trots op waren dat zij in zijn longen nog
een plekje van ongeveer met een diameter van vier centimeter wisten open te houden waarmee hij kon ademen.
Naar lucht snakken!
Verteerd door heimweh wilde hij naar huis, hij wilde liever een jaar eerder dood dan zo ver 
van zijn gezin verwijderd te zijn. Ondanks dat zijn gezinsleden afgewisseld iedere dag op bezoek waren in Horn.
Iedere dag bezoek van thuis, dat werd door de doktoren of verpleging in Horn niet goedgekeurd, "Dan kon hij er niet aarden!"
Iedere nacht had hij twintig keer het gevoel te sterven vertelde hij.

Hij wilde persé niet dat zijn zonen onder in de mijn zouden gaan werken.

Hij sprak vaak over "Miene kumpel", zijn naaste collega waarmee hij de hele dag samenwerkte,
soms in het water, waarna hij twee uur eerder naar huis mocht.

De kolen nat maken werd niet gedaan, dat duurde te lang volgens de opzichter, dan was de productie niet hoog genoeg!
Als dit wel gedaan was, had hij wellicht niet zo'n ellendige, wanhopige tijd gehad.

Hij sprak altijd met respect over "Ziene kumpel", er klonk dan een grote saamhorigheid in zijn stem door.
"Ziene kumpel", zijn makker ondergronds.

Voor cinéast Eugène van den Bosch, toenmalige klasgenoot en vriend van de jongste zoon van deze liefste vader, was 
diens toestand de directe aanleiding om films te gaan maken.
Over de mijnwerkers maakte hij

in 1979/1981
Mijnmonument, korte documentaire over mijnwerkers en silicose.
Filmacademie; 25 min.

en series als 
"Zwarte Ogen", 
in 2004/2005
 6-delige serie over de Z-Limburgse mijnindustrie
L1   6x 26 min en KRO

en 

"Onze Mijnwerkers"

Van www.l1.n: "In de tv-serie Onze Mijnwerkers worden herinneringen opgehaald. De serie bestaat uit 35 afleveringen en loopt tot het einde van 2015. Dit jaar is uitgeroepen tot het Jaar van de Mijnen, omdat het precies een halve eeuw geleden is dat de sluiting van de twaalf Limburgse steenkoolmijnen werd aangekondigd.

Het was het begin van een heftige periode, waar tot op de dag van vandaag vol emotie over wordt gesproken. De mijn bracht mooie dingen maar ook ellende.  L1 staat dit jaar uitgebreid stil bij deze belangrijke periode uit de Limburgse geschiedenis. Kijk ook op L1.nl/mijnen
Deze serie is mede mogelijk gemaakt met financiële steun van Stichting Behoud Mijnhistorie en FSI.
Samenstelling: Eugene van den Bosch."

Gisteren, 17 december 2015, naar Carboon geweest in de schouwburg van Heerlen. Heel emotioneel en ook heel erg mooi. magnifique liedjes. prachtige melodiën, álleszeggende teksten.
Maar de rauwe werkelijkheid van de vreselijke lijdensweg van de vader komt na al die jaren weer erg dichtbij.
"Doezend doëde mot ich in dat graaf nog sjterve ....."

Maar ook thuis .... Dan verslikte hij zich weer, zoals zo vaak. En iedere keer was er weer de angst dat hij op dat moment zou stikken. Hij klampte zich eens vast aan de geiser, sloeg in een ongecontroleerde beweging zijn bril af, hoesten, hoesten en dan, als hij uit de hoestbui kwam, de opluchting dat hij er weer doorheen was.

Als elfjarig kind was hij de enige van zijn gezin, inclusief zijn vader, die werk had. Onderin, in de mijn!

Het graf van de lieve en goede ouders in hemelslicht. 




Om onszelf een beetje op te monteren, nu een schattige foto van de opa en de oma van de vader.



En ook mooie foto's van de oma en de opa's van de moeder.




Ook de ooms van het meisje, de broers van haar vader, werkten allemaal onder in de mijn. Hen was allemaal geen lang, gezond leven beschoren.
Deze oom maakte ieder jaar een schitterend kersttafereel in de achterkamer van de oma. Bijna de hele kamer werd in beslag genomen. Zelfs de
legers van koning Herodes ontbraken niet. 
Een paar jaar lang bouwde hij "de krib" in de kerk van Leenhof op waar de kerkgangers niet uitgekeken raakten.



Een andere oom, achter glas, een herinnering aan hun zware leven.



Geregeld ging de familie op bezoek bij de ooms en tantes in Schaesberg, waarvan er meerdere woonden in de wijk die aangelegd was in de vorm
van een schachtwiel. De Ceintuurstraat, de Zuid-Ooststraat, de Achterstraat, de Spoorstraat waren geen onbekende straten.



ooooooooooooooooooooooooo

In het Kapellebos, zoals het in de wandelgang genoemd werd, werden door vader en kinderen samen in de kersttijd in de kou of in de sneeuw allerhande attributen verzameld voor het
maken van de kerstkrib, het stalletje en het kersttafereel. Mooi mos, dennenappels, geschikte takken en takjes. Alles deed dienst en kreeg een plaatsje onder de met gekleurde lampjes en gekleurde kerstballen en leuke hangertjes versierde kerstboom.
De lieve vader maakte voor zijn getrouwde kinderen de kerststalletjes, weer werden in het Kapellerbos takken en takjes verzameld.
Na drieënveertig jaar worden de stalletjes nog 
met dankbare herinneringen gebruikt. 

En elke zondagmorgen, de mis. Eerst naar de kerk, waar de brave broers misdienaar waren.




En dan, na de mis werd er op zondagochtend gemusiceerd op de
privé-concertjes tijdens het borreluurtje. Dan kwamen de buren, het karpet werd opgerold en er werd gedanst 
in de huiskamer. Van haar buurjongen leerde het meisje de Engelse wals.



Het kleine olijke buur-illustratortje had daar haar eigen visie op, op de achterkant van het misdienaarroostertje:




In die tijd deed de televisie zijn intrede, gezamenlijk werd er t.v. gekeken:



De vermoeide vader, de broer met de sigaret en uiterst rechts, de neef, Fransje.
Wie het dichts bij de kachel zat verbrandde zijn benen en wie naast hem zat had het koud.


En in het dagelijkse leven speelde Kasteel Schaesberg op de achtergrond altijd een rol.





Het koren stond tot aan de huizen.
Onderweg naar het kasteel werd gesnoept van de tarwekorrels uit de korenaren.




Op de achtergrond een glimp van Kasteel Schaesberg.
Het kleine broertje hier met de beentjes omlaag.



Zicht op het kasteel vanaf de zijkant van het huis, vanaf de stoep achter het huis was Kloosterkoolhof en de Schaesbergweg te zien.
De huizen van de wijk Schaesbergerveld waren nog niet gebouwd.



Spannend was de dag dat er een vermeende zwerver vanuit de richting van het kasteel op de landweg liep.
De hele buurt was in rep en roer maar hij verdween, heel geruststellend, richting Kloosterkoolhof. De rust keerde wéér in Meezenbroek.
De kindertjes konden rustig slapen.
Op het hoekje rechts in beeld woonde meneer Pastoor.
Later, toen de huizen aan de Schaesbergweg ook gebouwd waren en alle huizen al een flinke tijd bewoond waren,
slachtte de buurman kippen, hetgeen toendertijd heel gewoon was. 
Het meisje zag met verwondering de kippen zonder kop door de buurtuin rennen.



De onderverdieping was zo ver, de ingangspoort van de hoeve was klaar. De natuurstenen vensteromlijstingen en de hoekblokken kwamen mooi uit en de speklagen in het fundament, uit lagen baksteen en natuursteen waren helemaal eigentijds. Samen met de oprit die in en over de gracht moest komen zou het een mooi geheel worden. De graaf kon de in hun rijtuigen komende gasten in gedachten al de voorburcht zien binnenrijden, de rijtuigen getrokken door paarden en verwelkomd door de enthousiast blaffende honden die hen tegemoet renden. 





Hij vond de omgeving magnifique en verheugde zich erop dat zijn kasteel klaar en ingericht zou zijn.


Een paar eeuwen later werden aan de hand 
van opmetingen bouwschetsen gemaakt.





Op de binnenplaats begon de hoeve ook al zijn vorm te krijgen. Daar zou het in later tijden niet zo heel erg fris ruiken, de mesthoop lag toen namelijk linksachter in een hoek op de binnenplaats, gelukkig een beetje verder dan de deur aan de rechterkant waar de eieren gekocht moesten worden.
De gasten zouden komen over de veldweggetjes, richting kasteel. Het zou flink hobbelen en stoffen want asfaltbetonwegen waren er nog niet, daar had de graaf nog nooit van gehoord.



Kasteel Schaesberg Kapellerbos 2010
In mooie koetsen, getrokken door hele mooie paarden, zouden ze arriveren, zijn gasten. Onder begeleiding van het luide geblaf van de honden die hen kwamen verwelkomen, zouden ze statig komen aanrijden.









Nee, asfalt- of betonwegen waren hem nog niet bekend, laat staan dat hij wist dat er eeuwen later in de buurt op de straat een leuk spel door het meisje werd verzonnen en op het asfalt werd getekend. "Vos kom uit je hol!" 
Het meisje vond het heel erg leuk dat, toen ze tien jaar nadat ze Meezenbroek verlaten had en eens terug was en over de Gerard-Doustraat liep zag, dat het spel nog altijd gespeeld werd. In precies dezelfde richting en op precies dezelfde plek als waarin zij het de allereerste keer met stoepkrijt getekend had en het ook verder altijd getekend werd. In de helling van de Gerard-Doustraat, het hol van de vos richting  praktijk van huisarts Dr. Zwanikken op de Kasteellaan. Vanaf het hol van de vos werden weggetjes getekend met voor iedere deelnemer een "huis" met zijn naam erin geschreven. De vos werd vóór zijn hol uitgedaagd uit zijn hol te komen met de woorden: "Vos kom uit je hol!" en iemand te vangen. Altijd spannend of je op tijd in je "huisje" was. Werd je als eerste gevangen dan was jij de vos. Hoe meer kinderen er mee deden, hoe meer straatjes en huisjes er getekend werden.


Deze Kasteellaan was niet genoemd naar Kasteel Schaesberg maar naar kasteel Meezenbroek, gelegen onder aan de Kasteellaan.

De bouw vorderde gestaag, dat mocht ook wel, ondertussen was er langer dan twee eeuwen over gedaan om het uiteindelijke Kasteel Schaesberg met de voorburcht vorm te geven. De graaf verheugde zich al langzamerhand op de house-warming-party. Met de dames, gekleed volgens de laatste, schitterende mode zou het een prachtig feest worden.




Maar zo ver was het nog niet. De grond om het kasteel heen zou ook opnieuw verbouwd moeten worden, sommige akkers waren vernield door de bouwwerkzaamheden. De boer die in later jaren eigenaar was van de hoeve en akkers eromheen - boer Tillmans - was de kwaadste niet. Hij had dan wel in zijn jeep geprobeerd spelende kinderen bij zijn schoven weg te houden maar hij had een goed hart. In de  winter liet hij het gedeelte links van de landweg naar de wijk Meezenbroek onder water lopen zodat de hele buurt er kon glijden. Later, toen de hoeve reeds lang verlaten was, konden de kinderen en hún kinderen mooie stukjes schaatsen op de vijver en achterom de hoeve. De jongste generatie was natuurlijk veel bedrevener op de schaats. 

Eindelijk was het zover, de graaf kon zijn mooie kasteel betrekken. Hij was verrukt van het resultaat. Trots als een pauw liep hij om zijn net voltooide bouwwerk en de berg op om het nogmaals te bewonderen. Lieflijk lag het daar met als decor de z.g. Heksenberg.

 

Achter de Heksenberg ligt de Brunssummerheide, waar het meisje met haar broertjes en zusjes en vriendinnetjes, kortom, de Meezenbroekse jeugd, in de jaren '70 vaak ging spelen. O.a. bij de Koffiepoel. Daar moest over het poeltje geslingerd worden met aan de tak van een boom aan elkaar gebonden fietsbanden.
Soms mislukte dat wel eens en moest iemand het met natte benen bekopen.




De gravin zette grote ogen op.

Oma kwam ook kijken, mooi gelukt vond ze. Hier wilde ze wel een lekker hoekje bij de open haard krijgen.


De graaf en zijn echtgenote waren verheugd dat zij eindelijk hun nieuwe opstekje konden betrekken. Hij nam haar bij de hand om haar op te tillen en de drempel over te dragen.


Mooi kon de graaf naar buiten kijken, naar de hoeve van Leenhof die hij had bekostigd. Het deed hem plezier daarop te kunnen uitkijken.



Hij kon niet bevroeden dat in de toekomst de muur aan de oostzijde midden in een winter een flinke dreun zou krijgen.
Afkomstig van de snelle jongen, die op zijn houten slee, gemaakt door papa en nonk Pierre, mooi paars geverd, met een flinke vaart er tegen op knalde. Liggend op de slee, de voorloper van de bobslee, zag hij daar twee heuveltjes, waar hij fijn tussendoor zou kunnen.
 
En zoals de bobslee mooi tussen de opstaande wanden van het parcours suist, zo suisde de jongen mooi met grote vaart de berg vanaf het Kapellerbos richting hoeve af, tussen de twee heuveltjes door, richting grote muur! "Dat past precies," dacht hij nog, "dat komt mooi uit, daar kan ik precies tussendoor!" Dat was hem goed gelukt. Inderdaad. Maar hij was even de hele boerenhoeve vergeten. Die kwam wel heel snel op hem af. Met een denderende knal botste hij tegen de muur. Zó'n knaa had hij: ZÓ'N KNAA!

"En de buil op zijn hoofd en zijn hoofd op zijn nek en zijn nek op zijn romp en zijn romp op de buik en zijn buik op de slee, Halihalo. En hij ging daar langs "den berge", Halihalo!" Leetje op zijn sleetje.







Gelukkig, de moeder was opgelucht, de maillot was niet kapot want een nieuwe maillot kon bruintje niet trekken. Net zo min als een uitgebreide broekengarderobe voor de broertjes van het meisje.
De snelle jongen, een beetje branie was hem soms niet vreemd, moest op een koude carnavalsdinsdag onderweg naar school in Schandelen, persé uitproberen of hij, zonder dat het water in zijn laarzen gutste,
in de kuttelebeek kon staan. "Kijk! Het water komt nét niet mijn laarzen in". Maar, óf het was een beetje glibberig in de beek die tijdens zijn loop voorbij het slachthuis op de Molenberg van wat extra inhoud werd voorzien, óf een groepje verzamelde
kutteltjes spoelden zijn benen onder hem uit. Daar zat hij, languit in het ijskoude water. O, o, gauw naar huis in de natte lange broek want het was flink koud die carnavalsdagen.
Daarna had hij gedwongen een paar daagjes schoolvrij. Zijn hele broekengarderobe was met hem mee het stinkende water ingegaan. Eerst moest die de was in en daarna nog twee dagen drogen. Want in het bezit zijn van twéé lange broeken was niet voor iedereen weggelegd.

De "kuttelebeek": 
Brunssum had en heeft een echte Roode Beek door het ijzerhoudende grondwater maar Heerlen had bij tijd en wijle ook zijn bloedrode beek. De Caumerbeek had de pech langs het slachthuis te stromen en werd daar vaak van een rood kleurtje voorzien. Het bloed van de geslachte dieren moest toch érgens heen. Dus, van een rode beek door Schandelen keek niemand op.

De hoeve Leenhof met vlak ernaast de kerk, de O.L. Vrouw van de Berg Carmel-kerk. Waar het kleine zusje van het meisje gedoopt werd. Het meisje, drieëneenhalf jaar oud, kon al goed bidden. Mijneer Pastoor zette de Twaalf Artikelen van het Geloof in en iedereen ging gaandeweg over op het Onze Vader, mee bidden met het meisje. Zoals de moeder vertelde.

Ook door de moeder werd het verhaal verteld over het bombardement op de Schaesbergweg waaraan
de kerk gelegen is. Iedere dag toen zij jong waren gingen zij naar het lof in de kerk maar één keer hield hun moeder hun thuis.
Die avond was er na het lof, toen de kerkgangers over de Schaesbergerweg huiswaarts gingen
een bombardement precies over de Schaesbergerweg.
  
 

Het was een vergissing geweest daar te bombarderen, zoals de moeder vertelde.
Veel doden waren er te betreuren.

Waarom de oma net die ene keer haar kinderen had thuisgehouden wist het meisje niet meer maar haar moeder en zusjes en broertjes hadden het duizendste geluk gehad.

Wegkruisje Schaesbergerweg     
naast de kerk van Leenhof





De O.L. Vrouw van de Berg Carmel-kerk, de kerk waar Hermanus Bosma meer dan dertig jaar het kerkmeesterschap vervulde. Feest was er bij zijn dertigjarig jubileum. Zoon Jan Bosma bespeelde jarenlang het orgel in de kerk. Hermanus Bosma, uiterst links op de foto, bekijkt het versieren van het huis samen met klein- en buurtkinderen.



Ieder jaar werd de Eerste H.-Communie gedaan in de kerk. De communicantjes gingen in processie naar de kerk en kregen daar
voor de eerste keer de H. Communie uitgereikt.

De bóksemenkes liepen achter de processie aan. Bóksemenkes had Leenhof genoeg.





Maar er braken mistige tijden aan voor het kasteel. Niemand wist wat de toekomst zou brengen.

De herfst was helaas aangebroken voor het kasteel.
Nadat de laatste bewoner, Frederik Sigismund Theodoor van Schaesberg, overleden was, braken er moeilijke tijden aan, donkere wolken pakten zich samen boven het kasteel!
De familie was vertrokken naar Kasteel Krickenbeck en had de mooiste interieurstukken uit Kasteel Schaesberg meegenomen. Het was jammer dat de familie vertrok uit Schaesberg.


Heel, heel veel later, eeuwen later, op een zondagmorgen aan de wandel vanuit de wijk Leenhof naar Kasteel Schaesberg. Op de korte beentjes over de holle weg langs het Kapellerbos. Kijken hoe het er bij de boer van Kasteel Schaesberg bij stond. Toen weer later de wijk Meezenbroek ontstaan was en deze kindertjes naar Meezenbroek verhuisd maar nog niet van school veranderd waren, moest hetzelfde stuk vier keer op een dag afgelegd worden. Er werd gependeld van de "grote school" in Leenhof naar Meezenbroek, ook al schemerde het wel al een beetje in de winter. De scholen gingen toendertijd om 16:00 uur uit en dan was het niet meer helemaal licht.

"Papa, woonde hier de graaf?"
          "Papa, was het een kasteel?"
"Papa, waarom is het kasteel kapot?"
"Papa, waarom hebben ze het niet opnieuw gebouwd? Woarum hant ze 't nit opnuj gebouwd?"
Kindertjes kunnen je de oren van je hoofd vragen. Papa wist niet overal antwoord op maar de graaf draaide zich in het verleden vaak om in zijn graf.


De "grote school" aan de Schaesbergerweg in Leenhof, waar de kinderen naar toe gingen. De kleuterschool en de huishoudschool waren nog niet gebouwd. Op de foto is ook het huis van de bovenmeester nog niet zichtbaar. Daar woonde, toen de kinderen klein waren, meester Ritzen met zijn gezin. Meester Ritzen was de vader van de latere minister Dr.Ir. J.M.M. Ritzen. Jo Ritzen, ruim 9 jaar onderwijsminister geweest en later adviseur van de Wereldbank en bestuursvoorzitter van de Universiteit Maastricht. En hoofdpersoon in een aflevering van het televisieprogramma "Klasgenoten" met Koos Postema. De hele klas van Jo'tje Ritzen kwam op de televisie. Allemaal opeens televisiepersoonlijkheden. Dat had de graaf nooit gedacht toen hij zijn hele aandacht nodig had voor zijn nieuwe kasteel. Televisie??? Nooit van gehoord!
Jo Ritzen ging na de "grote school" in Leenhof naar het gymnasium-B van het Bernardinus College in Heerlen.






Nog niet op de grote school en ook nog niet op de kleuterschool (nog niet gebouwd ten tijde van de foto, het kleine meisje op het bakweitje
naast hun huis: "Ik ga melk halen, mama, bij de melkboer, hij staat op straat met zijn paard en wagen". "Nee, hoeft niet," waren de woorden 
van de moeder, "daar ben je nog te klein voor!" Daarop liep het meisje maar naar papa, naar het vogeltje toe. Juli 1951.



Een paar jaar later mocht zij met de melkkan melk halen aan de kar. 
Op de bakwei stond het bakhuuske waar in het verleden de moeders hun broden en vlabodems lieten bakken.
Ovens had men zelf nog niet in huis.

In die tijd kon het meisje vanuit hun keuken in de keuken van de buren naar binnen kijken door de brede scheur in de tussenmuur.
De scheur die door de mijnverzakkingen onstaan was.
Het meisje keek er een keer door en verder werd er niet doorheen gekeken.
Niemand maalde erom, het was gewoon, niemand keek er verder door.
Later werd de scheur dichtgemetseld.





Baron Johan Frederik van Schaesberg had boven op de berg het kapelletje laten bouwen, de Leender Kapel.
 Over de aanleiding daartoe bestaan verschillende verhalen.

Dat er honderd jaar later 's-nachts donkere eden werden afgelegd door de bokkerijders wist hij gelukkig niet.


Wat hem zeer verheugd zou hebben was als hij geweten had dat er drie eeuwen later door een beroemde sopraan uit HEERLEN in de meimaand prachtige lofdichten aan Maria gebracht zouden worden. Wendy Kockelkoren met haar prachtige sopraan luisterde er in de meimaand het lof op.

         






In 1986 werd op de pastorie van Leenhof, tegenover de kerk,
een poster van het kapelletje van Leenhof, de Leenderkapel, gehaald,
die als voorbeeld voor een nieuw schilderijtje moest dienen.





Even een moment van rust, het was goed toeven bij het kapelletje.

En ook: "Wie niet weg is wordt gezien, acht en acht is zestien!"
Niet dat het kleine broertje tellen kon en ook nog lang geen tafeltjes.
Maar het nichtje kon het wel. "I-i-i-i-i-ik kom!!!"
En weg was iedereen, verstopt in het Kapellerbos, bij de "Open Plek".

De picknickmand mee, hele families genoten!

Maar uiteindelijk begon er aan de horizon licht te gloren voor het kasteel. De zon brak door de wolken. Men begon te praten over herbouw. En warempel, op een mooie dag werd er gestart met de werkzaamheden.



 De mannetjes zaten al klaar om het allemaal piekfijn mee te krijgen. In de jaren zeventig zag je ook overal waar gebouwd werd, de gepensioneerde mannen, vaak met hun fiets aan de hand, de werkzaamheden bekijken en bespreken. Hun vrouw zorgde wel ervoor dat thuis alles reilde en zeilde, daar verlieten ze zich op.







In de ogen van de Meezenbroekse kinderen leek de ruïne van Kasteel Schaesberg op een Indiaan.



Ongeveer negentig jaar geleden wandelde de vader van het meisje met zijn broertjes en zusjes "Achter de Baan" zoals aangeduid werd wanneer naar het Kisselsbos verwezen werd
in Leenhof, Schaesberg. Op de achtergrond is het Leenderkapelletje zichtbaar en iets naar rechts de kerk van Leenhof en de huishoudschool.

 Van "Achter de Baan", het Kisselsbos, keek de familie op het voetbalterrein van Voetbalvereniging "Kolonia" waar de vader van het meisje voetbalde
 en op de "Witte kolonie" van Leenhof, waarnaar de voetbalclub genoemd was.




Voetbalvereniging "Kolonia" met op de achterste rij in het midden, de vader van het meisje.



De oom van het meisje wandelde in zijn jonge jaren naar het kasteel. Ongeveer vijfentachtig jaar geleden.


All in the Family




In de toren van de ruïne, 1948


1959
Op de voorgrond het begin van het Kapellerbos, bij de volkstuintjes, op de achtergrond Kasteel Schaesberg. De middelste toren was nog niet
verdwenen.












Slot van All in the Family bij Boerslot, Slot Schaesberg.
Hartelijk dank voor het bezoeken van mijn website. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat hij alleen over Kasteel Schaesberg zou gaan 
maar er kwamen vergeten foto's, tekeningen en schilderijen te voorschijn die in de geschiedenis van de bewoners om het kasteel leuk pasten.
Toen kwam vanzelf de kwinkslag erachteraan.

© ALL RIGHTS RESERVED


 
 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu